Volgende week dinsdag 7 november is het zo ver. Dan maakt het ministerie van BZK bekend wie de winnaar is van de BZK-Woningmarktscriptieprijs. Drie studenten strijden om de beste scriptie over de woning- en vastgoedmarkt. Waar gaat het om? Lees hun scripties.
In 'Ongelijke gevallen, ongelijk behandeld' onderzoekt Bob Witjes (TU-Delft) of het mogelijk is om sociale huurwoningen effectiever toe te wijzen. Hij stelt onder meer dat de vaste inkomensgrens problemen kan opleveren, omdat de budgetten voor woonlasten verschillen per huishouden. Zo kan een éénpersoonshuishouden ongeveer twee tot drie keer zoveel huur betalen als bijvoorbeeld een stel met twee kinderen.
Daarom onderzoekt Witjes of er verschillende inkomensgrenzen nodig zijn voor diverse typen huishoudens. En of zo’n gedifferentieerde grens kan leiden tot effectievere toewijzing van sociale huurwoningen. Witjes concludeert dat een gedifferentieerde inkomensgrens de doelgroep in ieder geval beter afbakent. Maar zo’n variabele inkomensgrens leidt niet automatisch tot effectievere toewijzing van sociale huurwoningen. Dat is afhankelijk van meer factoren. Bijvoorbeeld het aanbod in het middensegment. In elk geval wijst deze scriptie uit dat er meer oog moet zijn voor de verschillen tussen huishoudens.
Jenny Montanus (Vrije Universiteit Amsterdam) onderzocht het gedrag in de buurt van huiseigenaren en huurders van sociale woningen en de vrije huursector.
De invloed van huizenbezitters en huurders op burgerschap in Nederland is nooit eerder onderzocht. Montanus ontdekte dat huiseigenaren het meest investeren in contact met en hulp aan de buren. Ook ondernemen ze de meeste activiteiten om de wijk te verbeteren. De huiseigenaren worden gevolgd door huurders uit het sociale woningbouwsegment. De huurders in de vrije sector zijn hekkensluiter.
Montanus noemt verschillende mogelijke oorzaken voor deze rangorde. Zo zijn eigenaren van koopwoningen gemotiveerd hun huis te beschermen tegen negatieve invloeden. Ook zijn ze niet van plan op korte termijn te verhuizen. Dat geldt ook voor huurders van sociale woningen. Zij hebben vaak lang moeten wachten op een woning, en zullen deze niet snel inruilen voor een ander huis. Toch is meer onderzoek nodig om deze stellingen te onderbouwen.
Slechts 1 op de 100 huiseigenaren willen investeren in energiebesparende maatregelen. Direct besparen en hun investering op korte termijn terugverdienen is belangrijker dan de toekomst van de volgende generaties en een beter milieu. Jonathan de Vries (Hogeschool Inholland) onderzocht de gemiddelde terugverdientijden van 20 enkele energiemaatregelen en 10 gecombineerde bespaarvarianten.
De huidige rekenmethode van het NEN en een database van 4.790 woningen van Woon Onderzoek Nederland (WoOn 2012) dienden als uitgangspunt. De Vries ontdekte dat de NEN-rekenmethode sterk afwijkt van het geregistreerde energieverbruik. Hij paste een aantal factoren aan in de rekenmethodiek, zodat deze beter aansloot bij de energieverbruiken. Daaruit blijkt onder meer dat bewoners een terugverdientijd van langer dan 10 jaar onwenselijk vinden.
Wilt u meer weten over deze scripties? Meld u dan aan voor de prijsuitreiking op dinsdag 7 november, vanaf 14.00 uur bij het ministerie van BZK. Dat kan per e-mail: postbus.wooninfo@minbzk.nl